top of page

Raymond Strymes vertelt

Hij die geen liedje zingen kan,
die moet er maar eentje fluiten ...

Gedurende vorige eeuw is de mensheid of toch een deel daarvan, met een sneltreinvaart vooruitgegaan op technisch en wetenschappelijk gebied, of men kunnen volgen is op menswaardig gebied laat ik in het midden. Ik behoor tot de groep die geboren is nog vóór de tweede wereldoorlog, dus hebben wij de verhalen over de levenswijze in het begin van de twintigste eeuw uit de eerste hand. Wij zijn dus tamelijk goed geplaatst om de vergelijking te maken tussen het verleden en de huidige tijd! De miserie van de oorlog hebben wij aan den lijve ondervonden, temeer daar wij bij de aftocht der Duitsers in het frontgebied zaten nabij het Leopoldkanaal tussen de twee strijdende mogendheden. De heftige beelden waarmee we geconfronteerd werden, bleven ons bij, ondanks onze jeugdige leeftijd. Maar het was pas na die tijd dat de razendsnelle evolutie een begin nam! In de tweede helft van de twintigste eeuw heeft de mensheid niet enkel een grote stap gezet op de maan, maar vele reuze stappen in zijn geschiedenis! Zoveel, dat wij de massa kleine veranderingen in ons dagelijks leven dreigen te vergeten!

 

Na de trauma's van de oorlog kregen we op school elke dag een lepel levertraan te slikken, zogezegd hulp om terug aan te sterken en mochten we van thuis oud papier meebrengen om te ruilen voor klassenschriftjes. We zijn nog van de generatie van griffel en lei, en we hadden een inktpot in onze lessenaar en gebruikten een vloeiblad om onze moeizame pennenvruchten te beveiligen, want bestaande vulpennen mochten we niet gebruiken teneinde ons schoonschrift geen geweld aan te doen en stylo's of bics moesten nog worden uitgevonden.

 

Ook moesten wij niet alleen nummerplaten hebben voor de auto maar ook voor onze fiets, rijwielbelasting is bijna zo oud als de fiets zelf en de betaling van de jaarlijkse taks werd sinds de ketting-aangedreven fiets bewezen met een elk jaar opnieuw af te halen metalen rijwielplaat, te bevestigen aan de linker voorvork. Deze belasting was een zaak van de provincies en die hadden elk hun eigen platen, ieder jaar een ander kleur en vorm. In Oost-Vlaanderen is ze afgeschaft in 1987.

Ook de verschillende gemeenten kunnen autonoom belastingen heffen en dit was ook destijds een gedroomde oplossing als er te weinig geld in de kas zat, ook nationaal en provinciaal! Zo kenden wij ook de hondenpenning, taks die men moest betalen als men een hond had, die medaille kon men dan aan de halsband hangen als bewijs, soms kreeg men enkel een schriftelijke bevestiging. Die taks bestond gemeentelijk, provinciaal en nationaal maar niet noodzakelijk altijd alle drie te samen in hetzelfde jaar, was dit zo, dan had je brute pech! Dit was een schoolvoorbeeld van willekeur ten top, de heffing hing niet enkel af van geldgebrek maar ook van een teveel aan zwerfhonden of als een uitbarsting van hondsdolheid de kop opstak.

 

Ook vroeger werden we eveneens geplaagd met de jaarlijkse autobelasting, maar wij moesten als bewijs het jaarlijkse taksplaatje aan de binnenkant van de voorruit aanbrengen, zodat dit ook bij afwezigheid van de bestuurder te controleren was!

 

Voor eigen gebruik mochten we wel thuis een varken slachten, maar dan moesten we vooraf een slachtbriefje halen en daarvoor moesten we dan naar een aangeduid café. Voor wel meer wettelijke verplichtingen waren we aangewezen op een herberg, alhoewel Sente al sinds 1902 een deftig gemeentehuis had. Dit was zo o.a. ook voor het ijken van de maten en gewichten of bij de zitdag van het Ministerie van Financiën voor het invullen van de belastingbrief. Was dit de macht der gewoonte, of waren de plichtsgetrouwe ambtenaren geobsedeerd door het goddelijke gerstenat, of waren de vroede gemeentevaderen bezorgd om het omzetcijfer van hun neringdoeners???

 

En niet alleen voor het gebruik van een fiets of het houden van een hond moesten we belasting betalen, maar ook voor het bezit van een radiotoestel. Het was op de vooravond van de Groote oorlog in 1914 dat het eerste radioprogramma in België de lucht inging. Tijdens die oorlog was radio nog een exclusieve militaire aangelegenheid. Pas in 1930 werd de nationale omroep opgericht en kwam toenmalig minister Lippens af met een wet op luistergeld van ontvangsttoestellen, een jaarlijkse taks werd geheven op alle bezitters van elk toestel in hun woonst. Wij waren dus voor elk toestel op ons adres ingeschreven, vast of draagbaar, belastingplichtig. Daar het de gewesten verboden was die taks helemaal af te schaffen, maar men wel bevoegd was de aanslagvoet te wijzigen, heeft het Vlaams Gewest in 2001 het kijk- en luistergeld op 0 % gebracht. Slimme truc!

 

Toen had men nog buitenantennes nodig voor een goede ontvangst en zag men op de daken lange metalen draden verschijnen, hoe langer, hoe beter, zo iets als het bos van raken die men later nodig had voor de televisie. Vóór de tweede wereldoorlog waren er op een dorp nog niet zoveel radio's, wij hebben dus de snelle aangroei meegemaakt van het aantal toestellen.

 

Ofschoon er een tijd was dat radio niet bestond was er geen gebrek aan muziek, men maakte die zelf en tot in de verste uithoeken werd er gemusiceerd en gezongen dat het een lieve lust was. Er werd gezongen in naaiateliers, of bij jongeren in groep, op het land, in cafés bij het uitgaan, op kermissen of gewoon thuis, of door volkszangers na de missen of bij evenementen!

 

En één van de Vlaamse volkse liedjes die op vele plaatsen gezongen werd, ook met aangepaste tekst per streek, gaat over alle belangrijke gebeurtenissen in een mensenleven, en tevens over een kostbaar bezit uit die tijd, dat we allen goed hebben gekend, maar nu nog enkel voorkomt bij folklore en als souvenir-artikel, over onze klompen of kloefen van destijds of zoals wij ze noemden: onze kloppers. Een pracht van een lied, waar ik nog heel goede herinneringen aan heb!!!

Op mijn kloefen

 

Toen ik klein was aan mijn voeten

Droeg ik altijd zware kloefen

En ik trok er mee gezwind

Naar de school rap als de wind

Kwam de meester mij te straffen

Ja dan moest ik zonder blaffen

Om mijn straffen uit te boeten

Gaan in de hoek staan op mijn kloefen

 

Op mijn kloefen ga ik dansen

En ik drink een druppel Fransen

Op mijn kloefen draai ik rond

Op mijn kloefen is ‘t gezond

En al dansen en al zwieren

De tafel rond zijn mijn manieren

En iedereen mag mij verzoeken

Ik dans altijd op mijn kloefen

 

Op mijn kloefen ga ik vrijen

Niemand zal mij dat benijen

Want mijn allerliefste Griet

Ziet naar mijne kloefen niet

Ze ziet alleen naar mijn goed harte

Naar mijn grillen en mijn parten

En iedereen mag me ontmoeten

Ik ben altijd al op mijn kloefen

 

Op mijn kloefen ga ik trouwen

Ja dat zal je nooit berouwen

Op mijn kloefen , ‘k ben ‘t gewend

Op mijn kloefen , ‘k ben kontent

Komt er dan iets te verschijnen

Ene dochter of ne kleinen

Dan zal hij ter kerke moeten

En ik ga mee al op mijn kloefen

 

Op mijn kloefen ga ik sterven

Niemand zal mijn kloefen erven

Want ik moet er mede gaan

Voor Sint Pieters deure staan

En dan zal hij mij niet vragen

Wat hebt ge aan uw voeten gedragen

Ik zal in d'helle niet moeten gaan boeten

Ik ga naar de hemel op mijn kloefen

bottom of page