top of page

Tsentsarchief

Uit de diepe schuiven van 't Sents archief

De kerk van den Oudeman

 

Ooit ontstond, ergens op de wijk Goedleven, het plaatsje Sint-Nicolaes-ter-Varent. Daar stond ook de eerste kerk van Waterland-Oudeman. Er zijn echter geen sporen van bewaard.

 

Maar het plaatsje wordt in 1375 met 16 andere dorpen van de kaart geveegd. Er worden wel wat halfslachtige pogingen gedaan om het land weer op de zee te veroveren, maar we moeten wachten op Hieronymus Lauwerijn—ja, die van Watervliet—om de streek droog te leggen.

 

De “Oude Man" van Watervliet, zoals Hieronymus Lauwerijn genoemd wordt, bouwt een tweede kerk in de nabijheid van de Brandkreek, maar die wordt door de Geuzen volledig verwoest. Later werd in de Passegeulepolder een derde kerk gebouwd. Momenteel is dat grondgebied Waterlandkerkje in Nederland.

 

De bevolking van het Belgische (toen Spaanse) Waterland moest noodgedwongen tot rond 1670 naar de kerk in Sint-Margriete.

 

Aan de rand van de Hieronymuspolder bouwen ze tussen 1670 en 1672 een vierde kerk langs wat ooit de Hieronymuspolderdijkstraat was en nu Kerkstraat heet. Eindelijk hadden die van den Oudeman weer een eigen kerk.

Sint-Margriete – De Kattenhoek

In de Kattenhoek liggen de Blokkreek en het Hollandersgat, met elkaar verbonden via de “Berlebuize”. In de vroege middeleeuwen werd hier turf gedolven. We zitten hier op het grondgebied van het legendarisch gehucht Sint-Laureins-ten-Blokke. Of was dat toch ooit een zelfstandige parochie met kerk en al? Dat zullen we nog eens moeten opzoeken.

 

Op 8 oktober 1375 sloeg het noodlot toe en stroomde de Honte – zeg maar de Westerschelde – dit stukje Meetjesland binnen. Dit rampscenario herhaalde zich nog een keer op 19 november 1404, de legendarische Sint-Elisabethsvloed. Oude kronieken spreken over 50.000 doden. Italiaanse handelaars die in Brugge – het Venetië van het Noorden – verbleven lieten weten dat de hele Vlaamse handel was lamgelegd. In 1420, 1440, 1510 en 1530 waren er nog maar eens overstromingen. In die periode werd het Meetjeslandse dijkenstelsel aangelegd.

 

In de jaren 1920 waren er legendarische zomerviswedstrijden (zie foto). Die duurden nooit langer dan één uur maar kenden een enorm succes. Altijd minstens 100 vissers die braaf met de hengels omhoog stonden te wachten op het startschot. Er waren trouwens meer kijklustigen dan vissers.

Meer recent, maar toch ook al 50 jaar geleden, werd hier eind jaren 1960 begin jaren 1970 op de “stunt” o.a. door Jackie de Tijger, met auto’s in het water gedoken. Stuntman Paul Vilvorder overleefde de klap op het water niet.

 

Momenteel wordt de rust niet meer verstoord door zulke huzarenstukken. De vissen daarentegen blijven best nog altijd op hun hoede want de vissers proberen ze nog altijd te verschalken.

Sint-Laureins – Tsat

Hoewel onderpastoor Spitaels die in Sente verbleef van 1907 tot 1912 de grote stimulator was, stak pastoor Van Havermaet de pluimen op zijn hoed voor de bouw van de parochiezaal. Hij schrijft in zijn gedenkboek: In 't jaar 1911 heb ik eene feestzaal gebouwd die moet dienen voor vergadering van alle sociale werken, alsook voor concerten en prijsdeelingen. De zaal heeft mij twintigduizend franken gekost.

 

In 1977 was de parochiezaal tot op den draad versleten. De toenmalige pastoor Broodcoorens, wou op vraag van veel toneelliefhebbers, werk maken van de nodige renovatie ervan.

 

Daarvoor waren echter centen nodig en om de nodige financiën bijeen te krijgen werd beroep gedaan op enkele parochiale medewerkers die al jarenlang actief waren met toneelactiviteiten bij diverse verenigingen, met als doel om een eigen toneelgroep op te richten.

 

Theatervreugd was geboren. Later werd de naam verjongd naar ’t Sents Amateurtheater, zeg maar TSAT. Gans Sente kijkt elk jaar weer uit naar wat Lieven Blondeel en zijn team nu weer uit hun mouw gaan schudden.

 

In 2021 én 2022 gooide corona roet in het eten, zodat het laatste stuk alweer van 2020 geleden is: De Kat in de Kelder.

 

In 2023 herrijst TSAT uit zijn as en onze actrices en acteurs geven weer het beste van zichzelf in het door Lieven zelfgeschreven Meneer Doktoor.

Watervliet - Kasteel Stoffelt

Stoffelt – in die tijd nog Stofveld genoemd – was een achterleen van de heerlijkheid Watervliet. Het was een perceel van bijna anderhalve hectare groot dat zich uitstrekte van de Molenstraat tot de Calusstraat. Rond 1530 stond hier al een boerderij.

 

Engelbert Van Brussel, de latere burgemeester van Watervliet, woonde hier ten tijde van de opstand van de Belgen tegen de Hollanders. Die Hollanders waren door het dolle heen na hun succes aan de Kapitalen Dam en kwamen in Watervliet onder andere boerderij Stoffelt in brand steken.

 

Engelbert Van Brussel, die gedurende liefst 53 jaar burgemeester van Watervliet zou blijven, bouwde hier later een herenhuis. De burgemeester was zeer sociaalvoelend en wou zijn werknemers ook in de winter aan werk en dus aan een inkomen helpen door zijn waterput door hen te laten uitgraven tot de vijver die op de foto te zien is.

 

Begin 20ste eeuw komt Paul De Scheppere hier wonen. Hij was getrouwd met Susanne Geersens, de dochter van dokter Geersens uit Sint-Laureins, ook al een burgemeester.

 

Vandaar dat het gebouw ook wel eens kasteel De Scheppere genoemd werd.

Waterland-Oudeman - De Roste Muis

In de 19de eeuw stond er een klein huisje aan de Oudemanskreek.

 

Virginie Van Durme was amper 18 jaar toen ze in 1849 trouwde en vanuit Boekhoute naar den Oudeman kwam wonen. Ze zou het doeningske aan de kreek wel eens weten om te toveren tot een gezellige taveerne.

 

Taveerne? Zoals zoveel cafeetjes uit die tijd was het eigenlijk te doen in de voorplaats van het kleine huisje. Die antieke voorkamer is nu nog altijd te zien als je het restaurant binnenkomt.

 

Virginie wou geen belastingen betalen op haar verdiensten van cafébazin, dus sst, het werd een “geheime” café. Officieel was Virginie winkelierster en de herberg was officieel een kruidenierswinkeltje.

 

Het cafeetje werd rap bekend en jagers en vissers kwamen er stoefen over wie de grootste haas geschoten had of de vetste vis gevangen. De boerenknechten kwamen er na het Angelus hun “noene” drinken.

 

Er werd gedronken, gepraat, gelachen en in een goede bui danste ons Virginie zelfs boven op de tafel, waarbij de beentjes vlot in de lucht gingen. Ze kon zich geen ondergoed veroorloven en ze was roodharig. Ik moet er geen tekeningetje bijmaken over hoe het restaurant aan zijn naam komt zeker.

 

Virginie is overleden in 1910, maar ze danste toen al lang niet meer op tafel. Ze heeft nooit kunnen bevroeden dat ze meer dan 100 jaar later van uren in ‘t rond paling zouden komen eten in haar café.

Sint-Margriete - Fred’s Café

Fred’s Café, uren in de ronde bekend voor zijn ribbetjes, kan bogen op een stevige brok geschiedenis.

 

Alois Neels komt hier in 1877 vanuit IJzendijke zijn intrek nemen. Zijn dochter, cafébazin Prudence Neels schopt het zelfs zo ver dat de oude brug over het Leopoldkanaal haar naam krijgt: Neelskensbrug.

Oud en moe en weduwe geworden wil Prudence haar café eind de jaren dertig overlaten.

 

Alfred Accoe, als 7-jarig ventje uit Amerika gekomen, trouwt in 1939 met Alida Cornelis. Zij zien het wel zitten om de zaak over te nemen. Nog hetzelfde jaar kopen ze café “Polderzicht” van Prudence en als die in juni 1940 in de Boelare in Eeklo gaat wonen, trekt het jonge koppel in het café.

 

Als de oude Neelskensbrug afgebroken wordt en een nieuwe brug aan de andere kant van het gebouw over de vaart gelegd wordt, verandert het café mee van naam. Het wordt, niet heel origineel, “De Nieuwe Brug”.

Sint-Margriete - CafƩ Beoosteredepolder (II-37)_1.jpg

Het oude café werd daarna in 1959 afgebroken en opnieuw opgebouwd. De toenmalige burgemeester van Sint-Margriete hoorde graag de naam Beoostereedepolder, en voilà de nieuwe naam van het café was gevonden. Zoals meestal het geval, was de cafénaam echter onbelangrijk. “Bij Alida’s” was een geliefde pleisterplaats voor douaniers, gendarmes en vissers.

 

Vele namen en jaren nadat Fred en Alida er hun intrek namen, baat kleinzoon Frederik nu het restaurant uit.

Sint-Laureins - De Legende van Pronkenburg

Er zijn geruchten dat de Melkerij – waar ’t Sents archief in gevestigd is -, de ernaast gelegen Wasserij en het herenhuis bij de wasserij vroeger deel uitmaakten van een veel groter perceel grond, waar zelfs een kasteel, Pronkenburg, zou gestaan hebben.

 

Harde bewijzen voor het bestaan van Pronkenburg zijn er niet. Een ridderfamilie “Pronkenburg” is niet te vinden. Misschien was het ook “maar” een grote hoeve en heeft het niets met kastelen en adel te maken.

 

Stonden er in de vroege jaren nauwelijks huizen in Sente dan groeide het dorp met de jaren uit tot de volgebouwde gemeente zoals we die nu kennen. Onvermijdelijk werd ook de grond van het kasteel versnipperd.

 

In 1888 kocht de uit Lembeke afkomstige notaris Taelman een lap grond uit het vroegere domein en bouwde er Villa Dennenhof met lusttuin op. Er komen nog wat notarissen en dokters wonen tot in 1951 de familie Buysse er zijn intrek neemt. Achteraan het perceel werd Wasserij Sint-Antonius gebouwd die tot 2002 zou blijven draaien.

 

Ondertussen werd al in 1940 de Melkerij Sint-Laurentius – tot dan gevestigd in de vroegere brouwerij Huyghe in de Dorpsstraat, waar nu de ING staat – overgebracht naar de nieuwe moderne zuivelfabriek in de Leemweg. Nog tot 1969 werd er kaas gemaakt.

Sint-Laureins - Melkerij  (eerste boek)_1.jpg

In 1994 kocht de gemeente het gebouw aan en na een paar renovaties herbergt de Oude Melkerij nu het Huis van de Vrije Tijd met verschillende gemeentelijke diensten, waaronder ’t Sents archief.

Sint-Jan-Bentille - Fanfare Nooit Gedacht

Zoals in elk dorp dat zichzelf respecteert moest er in Sint-Jan een fanfare komen.

 

In 1919 was het dan zover: de Koninklijke Fanfare Nooit Gedacht St-Jan-Bentille wordt boven de doopvont gehouden. In 1920 werd hun vlag gewijd. Aan belangstelling geen gebrek, getuige de foto.

Dat je het volle dorpsleven in Sint-Jan voornamelijk proeft in Bentille blijkt uit het feit dat de fanfare tot ver in ’t omliggende bekend staat als ’t meziek van Metille, nooit dat van Sint-Jan.

Bentille - fanfare 2.jpg

Sindsdien werd de fanfare betrokken bij alle plechtigheden in de gemeente én bij die in de omtrek. Wegens ziekte, werk, weet ik veel, moest er af en toe een speler verstek laten gaan. Maar op de maandag van Metillekermis waarbij alle cafés werden aangedaan, was er zelden eentje afwezig. De NG – Nooit Gedacht - op hun kepie werd die dag nogal eens verward met Nooit Genoeg!

Bentille - fanfare.jpg

Sint-Laureins - Fredje Verdure

In de jaren 1930 maakte onze plaatselijke kunstschilder, Frederik Laureyns, onderstaand schilderijtje van de Boterhoek, richting Sint-Laureins. Waarschijnlijk gebaseerd op een oudere tekening of gewoon uit de losse pols want het afgebeelde tolhek (in het midden, links van de weg) was toen al lang verdwenen. Jammer genoeg heb ik alleen een zwart-wit afbeelding van het schilderij teruggevonden.

Sint-Laureins - Boterhoek.jpg

De familie Laureyns was in Sente veel bekender onder de naam Verdure, denk maar aan Steirke Verdure van het legendarisch boekenwinkeltje op de hoek van de Kantijnstraat. Ja, ook een Laureyns! ’t Sents archief moest natuurlijk het fijne van weten van die “naamsverwarring”. Wij terug naar het verleden. En ja hoor, in het jaar 1799 trouwde voorvader Philippus Laureyns met ene Livina-Theresia Verduere uit Eeklo. Die moet blijkbaar een geweldige indruk nagelaten hebben want als de Laureynsen een generatie of wat later verhuizen naar Sente had men het over de Verdures en 150 jaar later sprak men nog van de Verduurkes van Sente. Moet een formidabele vrouw geweest zijn, die Livina.

 

Onze kunstschilder was dan ook alom bekend als Fredje Verdure, maar vóór hij wereldberoemd kon worden kwam onze schilder ongelukkig aan zijn einde door in 1936 mee zijne mottesiekel tegen een muur in de buurt van Neelskensbrug (aan Fred’s Café) te vlammen. Hij was op slag dood, 24 jaar oud. Om zich sportief te kunnen verplaatsen had hij zijn moto nog maar onlangs (tweedehands) gekocht van den pin Groosman.

Watervliet – De Boterbank

 

Het oude turfdelversdorpje Watervliet is, zoals zoveel dorpen in de buurt, in 1375 door de zee verzwolgen.

 

Jeronymus Lauwerijn, een Bruggeling die zich heeft opgewerkt tot “minister van financiën” van Filips de Schone, de hertog van Bourgondië, heeft het in zijn hoofd gestoken om dat verdwenen dorpje uit het water te laten herrijzen.

 

Jeronymus is een vertrouweling van de hertog. Hij komt zelfs af en toe babysitten op diens kinderen, waaronder de latere Keizer Karel. Als Jeronymus dan wat gaat mouwvegen bij de hertog en zaagt om een jaarmarkt in zijn nieuwe stad te organiseren, kan Filips niet weigeren.

 

Via een charter krijgt Jeronymus in november 1504 de toelating om een vrije jaarmarkt te organiseren met aanvang op 19 juni en met een duur van 4 dagen. En daarnaast mag hij ook nog elke week op dinsdag een marktdag houden.

 

Vele jaren later, op dinsdag 24 juni 1788 wordt voor het eerst markt gehouden op de nieuwe arduinen banken, de fameuze boterbanken. Er zijn er oorspronkelijk drie. Ze houden het uit tot in de 19de eeuw, maar vanaf dan "sneuvelen" ze de een na de ander.

Boterbank_1.jpg

Tijdens de bevrijdingsgevechten in 1944 wordt de laatste originele boterbank door een vluchtende Duitser met zijn pantserwagen in puin gereden.

 

In 1995 wordt er eentje gerestaureerd (of opnieuw gebouwd?). En dat staat er nog.

Waterland-Oudeman - Burgemeester Heyneman

In Waterland-Oudeman staan we even stil bij burgemeester Renatus Heyneman. Hij komt als tiener in 1898 met zijn ouders uit Maldegem naar Waterland-Oudeman. Hij trouwt met de IJzendijkse Celina De Meyer en ze krijgen een dochter en een zoon. Begin de jaren 1930 verkoopt hij de boerderij en gaat in de Kerkstraat wonen. Hij was een van de eerste inwoners van Waterland-Oudeman die zich een auto aanschafte.

Toen kwam de oorlog. Als burgemeester trekt hij natuurlijk de aandacht van de Duitsers die zijn woning gebruiken als commandopost. Als de Duitsers in 1944 op de vlucht slaan steken ze de dijken door. René was met zijn dochter gevlucht in de kelder van zijn huis waar het water zienderogen stijgt. Gelukkig worden ze tijdig gered door een Canadees soldaat die, geloof het of niet, op slag verliefd wordt op dochter Helena en er later zelfs mee trouwt.

burgemeester Heyneman.jpg

Op de foto het ganse gezin eind jaren 1920: René en Cecile met zoon Arsène en dochter Helena.

Sint-Jan-Bentille – Bentillekreek

Als je van Sente over de Zonne naar Bentille rijdt kom je aan het prachtig stukje natuur waar de Zonnestraat –de vroegere Groenestraat – een scherpe bocht maakt zodat je de Bentillekreek niet induikelt. Daar stond lang het café Het Gekend Huis. Uitbater was Jules Cornelis, vader van de legendarische Alida Cornelis van het café Beoostereedepolder – het huidige Fred’s Café – aan de brug van het Leopoldkanaal.

 

In 1957 neemt zoon Cyriel het café over en verandert de naam in Café Bentillekreek. Cyriel was landbouwer en cafébaas en had daarnaast ook het toezicht op de kreek en kon zo vergunningen uitreiken voor het vissen op de Bentillekreek.

 

Hoewel een eindje uit het centrum kwamen de vaste klanten na de zondagsmis hier hun kaartje leggen en hun druppelke drinken.

Sint-Jan CafƩ Bentillekreek.jpg

Op de foto moet je er de Bentillekreek maar bij denken. Die ligt verborgen achter de bomen op de achtergrond. De koeien zullen wel al lang als biefstuk verorberd zijn en in de plaats van het café staat nu een moderne villa. De tijden veranderen snel.

Sint-Margriete - De Comer

De Comer is een wijk die pal op de grens van de vroegere gemeenten Sint-Laureins en Sint-Margriete ligt. De naam Comer (Kommer) betekent een onvruchtbare, magere landstrook, die zich uitstrekte van de Groeneweg over De Zonne naar Bentille. De overlevering wil dat het vroeger, toen de zee in onze streek nog baas was, een zandbank was. In ieder geval zeer schrale grond waarop hard moest gewerkt worden voor een kleine oogst.

 

De Comer werd vroeger dan ook bevolkt door arme mensen die door de rest van het dorp als uitschot beschouwd werden en een beetje aan de zelfkant van de maatschappij leefden. Ze waren ook niet altijd even braaf en werden al vlug bedacht met de naam Comerratten.

 

Maar de tijd bleef niet stilstaan, de Comer evolueerde maar de bewoners bleven hun geuzennaam koesteren.

Sint-Laureins - Comer.jpg
Sint-Margriete - Gravejansdijk 2020-1.JPG

De Scala van Watervliet

Als Milaan er een heeft, waarom zou Watervliet dan geen Scala kunnen hebben?

 

Alles is begonnen toen wagenmaker René Bouchier en zijn echtgenote, Helena Versluys, die een kruidenierswinkeltje hadden, einde jaren 1930 besloten om hun woonhuis te verbouwen. Zoals destijds wel meer gebeurde werd het huis opgesplitst in een winkel en een café. Het café werd De Tourist, later gemoderniseerd tot De Toerist.

Scala 1.jpg

Na de oorlog wordt René gebeten door de filmmicrobe en hij verbouwt zijn wagenmakerij tot een filmzaal. En ook al kan er geen 2.800 man in zoals in Milaan, hij noemt zijn zaak De Scala.

 

Na de teloorgang van de kleine filmzalen door de opkomst van de televisie, werd er in de zaal duchtig feestgevierd tijdens talrijke studenten T-dansants. Nog later werd het gebouw omgevormd tot restaurant.

 

De Scala werd in 2015 door brand quasi volledig verwoest. Zo kwam een eind aan een toch wel interessante brok Watervlietse geschiedenis.

Sint-Margriete – Kantijne

De naam Kantijne bestaat sinds de jaren 1700 en komt van een herberg (kantine) die er vroeger stond.

 

Oorspronkelijk noemde het hier Rabot omdat er een schutsluis of kleine aanlegplaats op de Eeklose Watergang was. In 1602 bouwden de Spanjaards rechtover waar nu de grenspaal staat, een fort om het land te beschermen tegen de Hollanders. Lang heeft dat hier niet gestaan want na de 80-jarige oorlog moest het fort door de Vrede van Munster in 1648 afgebroken worden.

20211229_112827.jpg

Zo is het nu

kantijne en fort.jpg

Zo kon het er vroeger uitgezien hebben

Vroeger geraakte men hier gemakkelijk vanuit Sente-city, via de Kantijnstraat. Het graven van het Leopoldkanaal gooide echter roet in het eten. De Kantijnstraat loopt dood en over de vaart loopt de Kantijne. De boeren waren hier niet heel gelukkig mee want die hadden moeite om sommige percelen van hun land te bereiken. Er werd nog over nagedacht om een nieuwe weg te leggen langs de watergang die vroeger vanaf de Boterhoek langs de Leemweg naar de Eeklose Watergang liep. Maar de Sentse portemonnee was leeg en de weg kwam er niet.

Sint-Jan-Bentille – De Sint-Eligiuskerk

Doordat het kerkje van Sint-Jan met de regelmaat van de klok onder water liep, werd regelmatig verhuisd naar een noodkerk op Bentille.

 

De rijke polderboeren hebben echter altijd geijverd om de kerk van Sint-Jan in de polder te houden. Op een bepaald moment hebben ze zelfs het hulpkerkje in Bentille afgebroken om de pastoor te verplichten naar de polder te komen wonen.

 

Einde 17de eeuw zag de pastoor het echter niet meer zitten om in het barre klimaat van Sint-Jan-boven te blijven en verhuisde naar Bentille waar hij gaat wonen op de hoek van de Moerstraat en de Sint-Jansstraat, waar tot voor kort de Fortisbank stond.

 

Bij zijn huis bouwt hij een privé kapelletje dat hij vergroot met de steun van zijn parochianen – hij gaat een paar keer met de schaal rond – tot het met de jaren uitgroeit tot de huidige Sint-Eligiuskerk.

Sint-Jan Bentille kerk.jpg

Sint-Laureins - De Leemweg

Oorspronkelijk noemde de Leemweg de Boterhoekse Kerkweg. Dat is niet moeilijk want de weg liep van de Boterhoek (grens met Eeklo) naar het centrum en dus naar de kerk.
 
Vanaf 1830 zeiden ze er de Gouvernementstraat tegen. De geschiedenisboekjes leren ons dat dit was omdat de bestuurders van Sente – die de gemeente “gouverneerden” – er woonden, maar ik denk dat het was omdat het secretariaat van de gemeente – het legendarische Motje – daar lag. Dat lag op de hoek van de Leemweg met de tegenwoordig nog bestaande kerkwegel.
 
Hoe het ook zij, nu is de Leemweg een belangrijke centrumstraat.

Sint-Laureins Leemweg.jpg

Rechts op de foto zie je de gemeentelijke lagere school, opgericht als jongensschool in 1860 op de plaats van een vroegere hoeve, die werd aangekocht door juffrouw Antonia Van Damme – die van het Godshuis – en speciaal voor de oprichting van de school geschonken aan de gemeente. Net voor de tweede wereldoorlog werd de school met een bovenverdieping verhoogd.

Waterland-Oudeman – Bieraftrekkerij Aernout

Vóór de eerste wereldoorlog had elk zichzelf respecterend dorp zijn eigen brouwerij. Het ene bier zal allicht al beter geweest zijn dan het andere.

 

Maar toen kwam “den Duits” en die had koper nodig om granaten voor zijn kanonnen te kunnen maken. Dus werden de plaatselijke brouwerijen ontmanteld. Omdat de Duitse soldaten ook graag een pint (of meer?) dronken, werd per streek de voornaamste brouwerij gespaard. In onze streek was dat de brouwerij van Georges Euerard in Eeklo die er, ter herinnering aan de president van Zuid-Afrika, die hij ooit ontmoet had, de naam Krüger aan gaf.

 

Het bier werd dan wel in Eeklo gebrouwen, het moest nog steeds ter plaatse op flessen getrokken worden. Letterlijk hé, niet figuurlijk.

 

Op den Oudeman gebeurde dat in de afspanning van Jan Aernout op de kruising van de Kerkstraat met de Molenstraat en de Watervlietsesteenweg.

 

Zo op de foto van 1920 gezien moet dat nogal een arbeidsintensieve bedoening geweest zijn. Of waren er veel proevers bij?

Waterland - bieraftrekkerij Aernout 1920.jpg

Na de tweede wereldoorlog bouwde Krûger zelf een bottelarij in Eeklo en was het uit met de pret.

Sint-Laureins - Peetjeskruis

Op de hoek van de Vaakweg en het Roodwegelken staat het Verheckekruis of Peetjeskruis. Het is een stenen kruis, waarop gebeiteld werd:

 

HIER IS

VERDRONCKEN

JAN VERHECKE, D'HAUDE DEN

3 NOVEMBER 1743 OUDT 76 JAEREN

DIE DIT SAL LESEN WILT DE ZIELE

GEDACHTICH WESEN

 

Wie was nu die Jan Verhecke?

 

Jan of Joannes Vereecke was afkomstig uit Adegem maar moet kort na 1690 naar Sint-Laureins gekomen zijn. Hij was in 1690 getrouwd in Adegem maar zijn 1ste kind werd in 1691 in Sint-Laureins geboren. Volgens de Sentse geschiedschrijver, pastoor De Swaef, was hij familie van pastoor Andries van Middelburg, de latere kanunnik en volksvertegenwoordiger, aan wie we het Leopoldkanaal te danken hebben. Men noemde hem Jan Verhecke, de oude, want zijn oudste zoon (hij had 11 kinderen) noemde eveneens Jan en was schepen van het ambacht Maldegem, waaronder Sint-Laureins viel.

 

Hij was kerkmeester onder pastoor Gerardus De Ryck (1733-1757). De kerkmeester van toen deed het werk van de kerkfabriek nu. Hij was verantwoordelijk voor de inboedel en de goede staat van de kerk. Hij moest zorgen voor de inkomsten van de kerk: zorgen dat de pachters hun pacht betaalden, dat de nabestaanden de begrafenis betaalden, enzovoort. Kortom, waar de pastoor zich bezighield met de geestelijke gezondheid van zijn parochianen (de mis opdragen, de sacramenten toedienen, de doden begraven, ...) stond de kerkmeester in voor de meer wereldse kant van de zaak: zorgen dat het niet binnen regende in de kerk en vooral dat er meer geld binnenkwam dan er buitenging.

 

Met de Franse Revolutie veranderde deze situatie. Napoleon legde beslag op de eigendommen van kerken en kloosters en voerde de kerkfabrieken in als beheersorganen van de kerken.

 

Die fameuze 3de november was er een vergadering van het Kerkbestuur geweest. Die werd waarschijnlijk gehouden in de kerk zelf of in de pastorij die toen stond waar nu het gemeentehuis staat, op het Antonia Van Dammeplein. Waar Jan woonde weten we niet, maar waarschijnlijk ergens rond Celie. Was onze Jan moe? Hadden ze op de vergadering de nieuwe miswijn moeten proeven? Of is hij stomweg in het donker in de gracht gesukkeld? Hoe het ook zij, op deze plaats is “Peetje Jan” verdronken.

 

Vraag is nu wanneer is hij juist verdronken? Op het kruis staat de datum van 3 november 1743, maar, volgens de parochieregisters, is Joannes Vereecke overleden op 3 november 1742 om 6 uur ’s avonds. Hij is begraven in Sint-Laureins op 6 november 1742.

 

Het kruis werd waarschijnlijk pas na een jaar of meer geplaatst en ik denk dat de steenkapper van dienst zich een beetje “misklopte” en 3 november 1743 beitelde waar het 1742 moest zijn.

Peetjes kruis.jpg
whatsapp_image_2022-01-12_at_12.43.21.jpeg

Sint-Laureins - Carlos, Gerda & Carlos

De zestigers (en zeventigers) onder ons zullen zich nog de glorietijd van de kleinkunst herinneren. We moeten ergens einde jaren 60 gezeten hebben. Zelfs Zjef Vanuytsel trad ooit op in onze parochiezaal. Maar weten jullie ook nog dat we in Sente onze eigen “Miek en Roel” hadden? Carlos & Gerda verzorgden menig optreden in Sente en omstreken.

 

Carlos Vanhecke had zijn sporen al verdiend op de beruchte bonte avonden van de Chiro. Als Chiroleider moest hij natuurlijk de avonden helpen opvullen en met zijn gitaar deed hij dat prachtig.

Sente 1900 (7).jpg

Als de Chiromeisjes en de Chirojongens de avonden samen gingen organiseren, werd er al vlug een knappe Chiroleidster met een mooie stem, Gerda Geernaert, bereid gevonden om met hem een duo te vormen. En voilà, het begin van de legende. Later kwam er nog een Carlos (Matthys) uit Maldegem-Kleit het duo versterken. Tot ver buiten Sente werden ze gevraagd om op te treden.

Carlos en Gerda 01-02-1970 (2).jpg

De Rijkswachtkazerne van Watervliet

De Rijkswacht werd in onze streek al in 1796 werd opgericht als onderdeel van het leger. Overal op het platteland werden kazernes opgericht. In een tijd zonder telefoon of radio, laat staan internet, was het niet onbelangrijk dat de gendarmes snel ter plaatse konden optreden, ook ’s nachts.

 

Watervliet lag echter ook toen al ver van Brussel en we moesten nog 100 jaar wachten vooraleer ze eraan dachten dat hier ook wel wat struikrovers rondliepen. En dan nog was het op zijn Belgisch. Pas op 6 augustus 1901 staat er in het staatsblad dat er een gendarmerie te voet voorzien wordt in Watervliet.

 

Uiteindelijk wordt de Watervlietse brigade ingericht in 1904.

Watervliet - Gendarmerie.tif

Jeronimus Lauwerijn

Jeronimus Lauwerijn, door zijn zoons de oude man genoemd, is de stichter van het nieuwe Watervliet.

 

Lauwerijn, eigenlijk een Bruggeling, slaagde erin om een terrein te verwerven waarop hij een nieuwe haven wilde bouwen. En die terreinen lagen waar het oude turfdelversdorpje Watervliet door de geweldige storm van 1375, samen met heel wat dorpen uit de omgeving, verwoest was en door de zee terug ingenomen.

 

Hij begint met het inpolderen van het gebied, bouwt de kathedraal van het noorden en geeft Watervliet zelfs een (ondertussen verdwenen) kasteel.

 

Zijn uiteindelijke doel, Watervliet uitbouwen tot een haven als opvolger voor Brugge en die de concurrentie met Antwerpen kon aangaan, blijft evenwel een onvoltooide symfonie.

Jeronimus Lauwerijn.jpg

De Kerk van Sint-Margriete

De huidige kerk van Sint-Margriete is al de vijfde. De eerste twee kerken werden door de zee verzwolgen. Een derde kerk werd door toedoen van de abt van Sint-Baafs opgericht en hield stand tot 1570. De vierde werd gebouwd in het midden van het nu nog bestaande kerkhof, ten oosten van de huidige kerk.

 

In de tijd kwamen de inwoners van het Meetjesland en zelfs van ver daarbuiten naar de kerk van Sint-Margriete om te bidden en water te drinken uit een put op het kerkhof. Naar het schijnt wreed goed tegen de kinkhoest.

 

Die vierde kerk werd in 1883 wegens bouwvalligheid gesloopt, met uitzondering van het koor dat nog tot 1971 als calvarieberg op het kerkhof bewaard gebleven is. De huidige kerk tenslotte werd in 1881-1882 gebouwd.

Sint-Margriete - Kerk.jpg

Sint-Laureins - ’t Fabrieksken

Op Moershoofde zien we een rijtje gelijkaardige werkmanshuisjes. De Sentenaren kennen die huisjes als ’t Fabrieksken. Wij natuurlijk op zoek naar de oorsprong van die naam.

 

Blijkt dat dit effectief nog een fabriek(je) geweest is, meer bepaald een vellenfabriek, opgericht in 1901 door Herman Enke, een industrieel uit Eeklo. Die woonde in een kasteel in Eeklo “over d’ijzers” dat later door de stad werd gekocht om er een park van de maken (Heldenpark). In het fabriekje werden konijnenvellen bewerkt tot vilt. Dat diende dan weer om er hoeden van te maken.

 

Tijdens de eerste wereldoorlog ontvluchtten massa’s mensen het bezette België via grensgemeenten zoals Sint-Laureins. De Duitsers maakten hier in 1916 een einde aan door de oprichting van een elektrische draad langs de Belgisch-Nederlandse grens, in Sint-Laureins bekend als den elektrieken draad. Die draad volgde de loop van het Leopoldkanaal met als gevolg dat de bewoners van Moershoofde, Oosthoek en Kantijne van het Dorp werden afgesneden. De Moershoofdebrug was afgesloten en niemand mocht erover zonder toelating van de Duitse overheid. Het gebied over de vaart werd “Klein België” genoemd.

 

Voor de schoolgaande jeugd werd hiervoor naar een oplossing gezocht en werd een onderkomen gevonden in de gebouwen van de vellenfabriek. Gedurende de jaren 1916, 1917 en 1918 werden de kinderen van Klein België de nodige opvoeding en wijsheid bijgebracht door de gezusters Jeannette en Gerarda De Taeye.

20210728_195757_0001.jpg

Tussen beide wereldoorlogen werd het fabriekje ontmanteld en in 1935 omgebouwd in de werkmanshuisjes die we nu nog kennen.

Waterland-Oudeman - Fanfare Steunt Elkander

Waterland-Oudeman heeft zijn fanfare te danken aan Urbain Wauters. De man komt in 1911 in den Oudeman wonen en solliciteert met succes voor de functie van gemeentesecretaris. Hij krijgt er zonder vragen al meteen de post koster-organist bij. Hij probeert de Waterlandse jeugd wat notenleer bij te brengen en sticht met hen in 1922 de fanfare “Steunt Elkander”. Uiteraard wordt Urbain Wauters meteen gebombardeerd tot muziekmeester.

 

Hun vaste repetitielokaal was boven een schuur op het erf van Victor Van Hoecke in de Molenstraat gevestigd. Na de repetities konden de dorstige kelen gelest worden in het café “De Grenswacht” van Victor.

Waterland - Steunt Elkander 1922.jpg

De foto werd genomen voor hun repetitielokaal in het stichtingsjaar 1922. Blijkbaar hadden ze in het begin nog geen vlag.

Sint-Laureins – Moershoofde

Omstreeks 1300 bedoelde men met het Moershooft van Ardenburch het ganse veengebied tussen het Ambacht Aardenburg en het Ambacht Boekhoute. Een reusachtig gebied waarin later onder andere de parochies Sint-Laureins en Sint-Jan-in-Eremo zouden ontstaan.

 

Het huidige Moershoofde is er dus maar een flauw afkooksel van. Nochtans werd ook daar geschiedenis geschreven. Het was tijdens de eerste wereldoorlog bekend als Klein België, het stukje Sente dat door de dodendraad van de gemeente Sint-Laureins was afgesloten.

Sint-Laureins Moershoofde juist over de brug.jpg

Op de foto van rond 1909 zien we in het midden de hoeve De Meulemeester van waaruit de Duitsers in 40-45 de ganse Dorpsstraat onder vuur konden nemen en die op het einde van de oorlog totaal verwoest werd.

 

In de verte bemerken we het silhouet van de Molen van Moershoofde, ook al eens de Watergangschen Molen genoemd, die al vóór 1775 werd opgericht.

 

Rechts een van de 8 cafés die Moershoofde ooit rijk was en waar de smokkelaars konden bekomen na hun trip.

Sint-Jan-in-Eremo - Het Hooghuis

Aan de rand van de Boerekreek staat sinds mensenheugenis een huis op de dijk. De naam Hooghuis is dan niet ver te zoeken.

 

Vóór de eerste wereldoorlog had men hier het eerste palingrestaurant van de streek. Bruno Cornelis – in de volksmond Brun de Visser – was de uitbater. Het palinghuis werd ook wel eens Visschershuis genoemd. Naar het schijnt kon je voor 1,50 frank (frank hé, geen euro!) een portie paling met brood en een halve liter bier naar binnen spelen. Waar is de tijd?

Sint-Jan - Vissershuis.jpg

Brun schreef ook visvergunningen uit voor het vissen op de Boerekreek. Daarvoor gaf hij een setje van 6 postkaarten uit. De vergunning schreef hij gewoon op de postkaart.

Sint-Margriete – De Boetekapel

In de jaren stillekes mocht je niet te veel stappen verkeerd doen of je zou in de hel belanden. De Kerk had de bevolking goed in haar macht.

 

Toch schrikte dat de echte schurken niet af. In juni 1727 drong een trio schelmen binnen in de kerk van Sint-Margriete. Aangezien alle kerken eenzelfde opbouw hebben moesten ze niet lang zoeken. Ze braken het tabernakel open en gingen aan de haal met een zilveren kelk, een zilveren ciborie (met een grote hostie) en een chrismatorium (met de gewijde hosties en de heilige oliën om naar de zieken te brengen). De hosties werden buiten in een gracht gesmeten. Heiligschennis! De hoofddader is later in Vlissingen opgepakt en ze waren er niet mals mee: eerst zijn beide handen afgehakt, daarna gewurgd en tenslotte opgestookt op de brandstapel. En ja, in de hel zal hij ook wel terecht gekomen zijn.

 

Een paar jaar na de diefstal werd op de plaats waar de hosties werden gevonden een kapel opgericht en een waterput gegraven. Jarenlang heeft men hier de Heilige Margaretha aanroepen tegen de kinkhoest, waarbij water uit de put werd gedronken. Met Sinksen werd er een boeteprocessie gehouden. Het 18de-eeuwse kapelletje werd intussen vervangen door een 19de-eeuwse grotere neogotische kapel.

20210729_091648_0001.jpg

De kerk van Watervliet

De oudste vermelding van een kerk in Watervliet dateert van 1226. Zoals bijna alle parochies in de buurt werd die door het water verzwolgen. Na de overstromingen in de 14de en 15de eeuw werd de Sint-Christoffelpolder terug drooggelegd. Hieronymus Lauwerijn, stichter van het nieuwe Watervliet, bouwde daar de huidige kerk begin van de 16de eeuw. Bij zijn dood in 1509 was de kerk nog niet voltooid, maar wel al een mooi gebouw.

In 1893 werd de karakteristieke torenspits gebouwd. Die werd er tijdens de oorlog afgeschoten door de Canadezen. Het was immers een uitkijkpost van de Duitsers. Na de oorlog, toen paster Sies er pastoor was, werd hij heropgebouwd.

 

Hierbij een foto van de kerk in 1890, nog zonder de kenmerkende toren.

kerk Watervliet.jpg

Sint-Jan-in-Eremo – vlas repelen

De verwerking van vlas tot een bruikbaar product is een langdurig en moeilijk proces. Om van vlas lint te maken dat kan worden gesponnen, moet het gewas een flink aantal bewerkingen ondergaan: plukken, repelen, roten, braken of beuken, zwingelen en hekelen.

 

Bij het repelen zaten twee mannen recht over elkaar op een plank en trokken het vlas door de repelkam zodat de zaaddoosjes van de stengels los gemaakt werden. Vrouwen en kinderen brachten het vlas aan en brachten het na het repelen naar de rootput.

 

Op bijgaande foto uit 1914 zijn ze het vlas aan het repelen op het vlasbedrijf van Aloïs Engels op de Kerselarenhoek in Bentille.

Sint-Jan Bentille Engels Aloysius 1914.jpg

Sint-Laureins – Stadhuis van Zevekote

Zevekote, de naam doet alleen nog bij de ouderen een belletje rinkelen. We zitten in de Eerstestraat en daar stonden zeven kotjes die men met wat goede wil woningen zou kunnen noemen. Een paar staken in de grond, wat stro errond vlechten en insmeren met leem (vroeger zei men kleem) en voilà het huis was af.

Ze hadden zelfs een Stadhuis van Zevekote, een café gebouwd in de jaren stillekes door Petrus Bracke.

In 1894 was er ten andere groot feest, want de herbergier van ’t Stadhuis werd verkozen tot burgemeester van Zevekote en juge van de omtrek. Met “peirdestoet” en al. Ja, in die tijd wisten ze nog wat feesten was.

 

Van ’t Stadhuis blijft op vandaag jammer genoeg niets meer over.

Stadhuis van Zevekote-oud.jpg

Sint-Laureins - Rijkswacht & Eykensmolen

Vóór 1885 heeft burgemeester Leopold De Zutter grond gekocht op het Moleneinde waar hij een paar huizen liet bouwen om te verhuren aan de gendarmes die er op 15 november 1885 introkken.

Oorspronkelijk was alles gelijkvloers maar al in 1890 werd er een verdieping op gebouwd.

De foto moet dus na 1890 genomen zijn.

Sint-Laureins - Gendarmerie.jpg

In de achtergrond staat de Eykensmolen, later molen De Vos, opgericht door Felix Eykens, een klokkenmaker uit Luykgestel in de Nederlandse Kempen. Die komt in 1844 om God weet welke reden in Sint-Laureins wonen en bouwt in 1846 de naar hem genoemde molen.

 

Je ziet naast de molen ook nog de schoorsteen van de door Eykens opgerichte fabriek voor “fosfoorstekjes” die echter al in 1861 afbrandde. De fabriek werd nooit heropgebouwd maar de schoorsteen is nog lang blijven staan.

Sint-Laureins - stekskesfabriek Eykens.jpg

Sint-Jan-Bentille - Klooster

Zicht op de Moerstraat in Sint-Jan-Bentille in 1924.

! Sint-Jan Bentille - Moerstraat en Kloosterschool.jpg

In het midden van de foto zien we het oud kloostergebouw. In 1892 kwamen de nonnen van de orde van Heilig Hart van Marie uit Nederbrakel hier kleuteronderwijs te geven.

Het klooster werd opgericht vlak bij de plaats waar lang voordien een school voor kantwerksters stond. Daar was een klein huisje aangebouwd waar een – door de Hollandse regering – verbannen kloosterlinge woonde die lessen gaf in speldewerk. Toen de zogenaamde Ongelukswet van 1879 elke gemeente verplichtte om een gemeenteschool op te richten, werd dat gebouw gebruikt als katholieke school. Onder Pastoor de Laroyère werd dan het oude klooster met schoolgebouw opgericht.

 

De tram van Eeklo naar Watervliet, het zogenaamde Kamielken, liep hier rakelings voorbij. Als je goed kijkt zie je een eindje voorbij het klooster nog een tramwagonnetje staan.

 

Het gedaver van Kamielken deed het gebouw geen deugd en rond de jaren 1930 kwamen er zodanig veel scheuren en barsten in dat het moest worden afgebroken en opnieuw opgebouwd. De nonnen konden in 1936 hun intrek nemen in hun nieuwe kloostergebouw. Ze bleven in Bentille tot 1983.

Sint-Margriete - Hontseindestraat

In vroegere tijden lag er rond de Hollandersgatkreek een gehucht dat Hondseinde noemde. Hondseinde verwijst naar de Honte, de vroegere naam van de Westerschelde. Het gehucht moet in vroegere tijden aan een zeedijk gelegen hebben. Het bestond al in de 18de eeuw en werd ook soms om duistere reden “l’Arbre de Saint-Laurent” genoemd.

 

De Steenweg Sint-Kruis / Sint-Margriete (Hontseindestraat) werd aangelegd in 1894.

Het deel Dorp – Hontseindestraat tot aan de Nederlandse grens werd in 1903 gekasseid en werd op kermiszondag van dat jaar plechtig ingehuldigd.

Sint-Margriete - Hontseindestraat 1900 (eerste boek)_1.jpg

Foto begin de jaren 1900.

Links vooraan zal later de herberg komen van Celina Cocquyt die de ouderen onder ons nog wel zullen kennen als ’t Zwartje.

Waterland-Oudeman - Gemeentehuis

Een stukje Dorpstraat van Waterland-Oudeman, met links de woning van secretaris Urbain Wauters. Ze schrijven wel Dorpstraat, maar moet het eigenlijk niet Kerkstraat zijn?

 

Omdat het gemeentehuis van Waterland-Oudeman bij de bevrijdingsbombardementen van 1945 volledig verwoest werd, verkoopt de secretaris zijn huis aan de gemeente. Het huis zal vanaf dan gebruikt worden als gemeentehuis. Na de fusies was het gemeentehuis overbodig en werd door de gemeente openbaar verkocht. Het werd “Huyze Vacas”, waar je – in niet corona tijden – een miljoen verschillende soorten bier kunt proeven.

 Naast het vroegere gemeentehuis zien we het schoolgebouw waarvan de 1ste verdieping tot 1945 dienstdeed als gemeentehuis.
 

Waterland - Dorpsstraat 1900.jpg

Secretaris Wauters is pas in 1921 in den Oudeman komen wonen en de foto dateert van 1918. Het huis behoorde toen nog toe aan Ban Van Vooren, die we trouwens aan zijn voordeur zien staan.

Dank u  Willy Van Hevele voor de verduidelijking. Juust is juust.

Watervliet – Het Hoogkasteel

Watervliet - Hoogkasteel voor 1914.jpg

De foto dateert van vóór de eerste wereldoorlog.

 

Op 12 mei 1794 wordt een herberg "Het Hoogkasteel" vernoemd door de Procureur-Generaal van Vlaanderen, die een woning opeist, voor de ontvanger, tussen die herberg en de molen gelegen.

 

Links op de foto staat het douanekantoor en rechts café De Tramstatie.

De tram liep van Eeklo tot aan de grens met IJzendijke. Vanaf de Nederlandse grens werd dan aangesloten op de tramlijn die naar Breskens en Vlissingen liep. De lijn werd opengesteld in 1891.

 

In de verte zien we nog de wieken van de Fraukesmolen die in 1872 werd gebouwd in de vroegere Kanteynstraete, door molenaar Leonard Claeys op de cijnsgrond van ene Julie Bogaert uit Oostende. De molen werd in 1924 ontmanteld. De grote schouw midden op de foto is die van de vroegere brouwerij De Sutter.

Sint-Laureins - Vaart

Kerk Sint-Laureins

Chiro Sint-Laureins

bottom of page